Artikeldatum

Persoonlijke verhalen op Coming-Outdag!

Hans

Hans* is een 28-jarige man, het jongste kind van een streng religieus gezin met 3 kinderen in een stad in het zuiden van het land. Zijn broer en zus zijn getrouwd en hebben kinderen, Hans niet. Hij werkt 60 uur per week, verdient goed, houdt van luxe en geniet van het leven. Zijn moeder zegt hem al jaren dat werk niet alles is en hij met een leuke vrouw aan zijn zijde veel gelukkiger zal zijn. Hij is het lievelingetje van zijn moeder, zeker sinds zijn zus 3 jaar geleden zorgde voor opschudding door met een gescheiden man te trouwen. Maar die opmerkingen gaan hem steeds meer irriteren en hij komt niet meer zo vaak bij zijn ouders. Een half jaar later gebeurt dit:

“Ik ben verliefd,” zeg ik tegen mijn ouders. Ik heb er buikpijn van, ben bang voor de reactie. Mijn moeder reageert blij, pa zegt niets. “Ik ben een paar maanden geleden een ontzettend leuke man tegengekomen. We daten nu exclusief. We kijken hetzelfde naar het leven, dat is zo fijn! Ik ben al mee geweest naar zijn ouders, dat was gezellig. Willen jullie Willem ook ontmoeten?” Langzaam keert mijn moeder me de rug toe, terwijl de tranen over haar wangen lopen. Pa verlaat de kamer. Ik blijf tien minuten zitten, totdat duidelijk is dat geen van beiden nog een woord zal zeggen.

Stil

Het zwijgen blijft. Maandenlang. Het verschil tussen hoe mijn schoonouders en mijn ouders reageren doen me besluiten maar niet meer bij mijn ouders op bezoek te gaan. Ik mis ze, maar wil mezelf de pijn van de afwijzing en de uitsluiting besparen. Ik ga twijfelen aan mezelf, aan mijn relatie, terwijl Willem graag samen verder wil. Ik twijfel of ik de juiste keuze heb gemaakt door mijn ouders niet te bezoeken. Met mijn broer heb ik geen contact meer, die heeft gezegd dat ik mijn gezicht niet meer hoeft te vertonen zolang ik deze keuzes maak. Mijn zus belt af en toe. Ik slaap slecht, en als ik slaap, word ik wakker met betraand gezicht. Mijn vriend raadt me aan naar de huisarts te gaan voor slaapmedicatie. Zijn ouders vragen me of het wel goed gaat. Ik zeg ja. Intussen zien ze dat ik afval en dat de wallen onder mijn ogen donkerder worden. Ik ben minder gaan werken, want wat heeft het voor zin om zoveel luxe te hebben? Het gaat stroef op mijn werk, want ze vinden dat ik de kantjes eraf loop. “Zeker een meissie gevonden?!” zeggen ze dan. Ik heb ze niet verteld over Willem, er is zo’n machocultuur in het bedrijf, dan kan ik meteen m’n biezen pakken. Op een gegeven moment vraagt mijn schoonvader of een vriend eens met me te praten tijdens een feestje.

Partner

Die vriend is een aardige kerel, met wie ik wel een klik heb. We hebben het over dat ik geen contact heb met mijn ouders, ik laat een klein beetje zien van de pijn en de twijfels. Dan klap ik dicht. Die vriend adviseert om de huisarts niet alleen te vragen om slaapmedicatie, maar ook om een verwijzing naar een hulpverlener, om ‘met een onafhankelijke’ in gesprek te kunnen over wat me somber maakt en bezighoudt. Bij de basis-ggz krijg ik een hulpverlener die vraagt of ik een partner heb en of deze man of vrouw is. “Dan kan ik het meteen goed in het systeem zetten,” zegt ze. Die ene vraag is voor mij het begin van een dikke crisis, waar ik uiteindelijk met zelfvertrouwen uit kom. Het mag, homo zijn. Ze vindt het niet raar. Ze vindt het logisch dat ik verdriet heb, en oké dat ik twijfel aan mezelf en anderen, ze snapt het effect van de afwijzing van mijn ouders. Ik worstel me met haar hulp door een depressie, waarin ik me afvraag wie ik nou eigenlijk ben, òf ik wel op mannen val, of alleen op deze. Met haar durf ik te praten over wat het voor me betekent om een fijne partner te hebben die niet past in het wereldbeeld van mijn ouders, hoe ik me daartoe wil en kan verhouden. Willem blijft bij me in dit hele traject, onvoorstelbaar! Na ruim een jaar ben ik zo ver dat ik met Willem wil proberen het contact met mijn ouders te leggen. Ik heb voor hem gekozen en ik zou het fijn vinden als zij ook in mijn leven willen zijn. Maar ik ben wie ik ben, en ik wil bij deze man zijn. De keuze is aan hen, maar ik wil nu wel weer met ze praten.

*Hans is een gefingeerde naam

Mirjam van der Meer

Ik ben Mirjam van der Meer, ik ben 24 jaar oud. Ik werk sinds drie jaar als Psychiatrisch verpleegkundige bij het SCOS waarin ik sinds een half jaar op de Langdurige Behandeling Autisme werkzaam ben. Omdat het vandaag op 11 oktober coming-out day is wil ik graag met jullie een coming-out verhaal delen.

Opgegroeid

Ik ben opgegroeid in een vrij open gezin van zes. Ik heb twee jongere broertjes en een zusje. Mijn beide ouders zijn muziekdocenten, daardoor ben ik naast mijn werk bij Dimence ook muzikant. Toen ik 15 was kwam ik erachter dat ik op vrouwen viel. Ik zat op de middelbare school waar ik de vakopleiding tot automonteur volgde. In de klas waar ik dit deed was ik het enige meisje van de 24 leerlingen. In deze tijd werd ik voor de eerste keer verliefd op een meisje. Dit vertelde ik als eerste aan muziekvrienden.

De muziekwereld is vaak open minded. Hierdoor was het uit de kast komen voor mij een minder grote drempel. Het nieuws dat ik op een meisje verliefd was, was voor sommigen ook geen verrassing.

Schoolperiode

De klas waar ik in zat accepteerde niet dat mensen een andere geaardheid hebben bijvoorbeeld. Ook spraken ze zich vaak uit over wat ze zouden doen met iemand als ze erachter zouden komen dat iemand een andere geaardheid zouden hebben. Dit ging voornamelijk over het gebruik van agressie. Dit is de reden dat ik mijn klas nooit heb verteld dat ik op vrouwen viel. Wel wisten mijn docenten ervan. Die zagen dat ik niet op mijn gemak was in de klas en hebben ernaar gevraagd. Hierdoor heb ik het aan hen verteld, zodat ik er niet alleen voor stond op school en de docenten een oogje in het zeil konden houden.

Toen ik na mijn middelbare school ging studeren voor verpleegkundige op het MBO ging er een nieuwe wereld voor mij open. Het werd opeens ook op school geaccepteerd dat ik op vrouwen viel. Ik vond dat erg fijn want ik hoefde het niet meer stil te houden.

Stages

Tijdens mijn eerste jaar stage ging ik voor het eerst stagelopen in de zorg. Tijdens deze stage werd er meerdere keren door zorgvragers en collega's gevraagd of ik een vriend had. Vaak gaf ik het antwoord dat ik geen vriend had, maar na een tijdje vond ik het niet fijn om dat te vertellen. Op een dag vertelde ik dat ik geen vriend had maar een vriendin. Dit was bij mijn collega's in het verkeerde keelgat geschoten. Vanaf dat moment werd er achter mijn rug om over mij gepraat, werd ik buiten gesloten en getreiterd door collega's.

Tijdens mijn tweede jaar stage durfde ik niets meer te vertellen over of ik een partner had en over mijn geaardheid. Ik had deze stage met een goed afgerond en ging daar als invalkracht aan het werk. Mijn oud-stagebegeleidster vroeg of ik een partner had. Niet of ik een vriend had, maar ze vroeg naar mijn partner. Op dat moment durfde ik te vertellen dat ik op vrouwen viel, maar dat ik geen vriendin had.

Ik ben Mirjam

Toen ik achttien werd ging ik uit en hield van feestjes. Er werd wel eens gezegd: ”Dat is Mirjam en zij is lesbisch.” Ik voelde mij niet lesbisch. Ik val wel op vrouwen, maar ik vind mijzelf niet lesbisch. Ik had het hier wel eens over met mijn vrienden en dan zei ik: ”Ik word toevallig verliefd op vrouwen, maar dat betekent niet dat ik lesbisch ben. Ik ben Mirjam."

Tegenwoordig dekt de term queer hoe ik mij voel en wie ik ben. Queer staat voor een brede seksuele of genderidentiteit. Als mensen vragen hebben over mijn geaardheid beantwoord ik deze met: ”Ik ben Mirjam, mijzelf.”

Mirjam