
Spoorzoeken
In het struinen door de uiterwaarden langs de Waal bij Bemmel zoek ik mijn eigen weg. Maar wat is een eigen weg? Ongemerkt volg ik de uitgesleten paden zoals de wissels van de grazende koeien en paarden. De afgelopen tien jaar geïntroduceerde Rode Geuzen en Koniks-paarden borduren een patroon van grillige paadjes. Door hun begrazing dragen ze bij aan de verwildering van het landschap. Het voelt natuurlijk hoe ze in steeds grotere gebieden ongehinderd hun gang kunnen gaan. Net als ik struinen ze door het landschap. Andere sporen die ik met veel plezier bekijk zijn de glijbanen van de bevers waarmee ze het water in- en uitgaan. En de afgeknaagde bomen om een nieuwe burcht te bouwen of als voedselvoorraad te dienen voor de winter.
Deze sporen zijn de zichtbare resultaten van het natuurlijke leven in het recente verleden. Maar als je goed kijkt zie je ook sporen van een langer verleden. De uiterwaarden zijn, voordat ze mochten verwilderen, meer dan vijftig jaar intensief gebruikt voor de veeteelt en landbouw. In de uiterwaarden zie je nog de rechte patronen van de vroeger met prikkeldraad afgezette percelen die door ruilverkaveling steeds groter werden waardoor ze efficiënter konden worden bewerkt. Het effect van bemesting blijft lang zichtbaar aan de stikstof minnende planten zoals bramen en brandnetels, die nog welig tieren. De restanten van onkruidverdelgers voorkomen dat nieuwe planten en vogels die van oudsher voorkwamen weer snel terugkomen in de natuur. Een kwestie van geduld en idealisme om het oude landschap in ere te laten herstellen.
En nog verder in de tijd zie je de sporen hoe de uiterwaarden zich hebben gevormd, omdat mensen door zomer- en winterdijken de rivier in toom wilden houden. De oude zomerdijken gaan steeds meer op in het landschap terwijl de winterdijk hoog torent boven de uiterwaarden om ons ook in de toekomst te behoeden voor natte voeten. Dit terwijl juist die dijkdoorbraken en nog voordat er dijken waren talrijke overstromingen hebben gezorgd voor een landschap met voedselrijke grond waarop later de tuinbouw en fruitteelt in de Betuwe kon floreren. Een bloeiende economie gebaseerd op een rivierendelta die zijn weg zocht door de in de ijstijd gevormde stuwwallen van de Veluwe in het noorden en de heuvels rondom Nijmegen in het zuiden.
Al mijmerend beschouw ik alle sporen uit het verleden. Ik besef dat de volgende generaties op een zelfde wijze hun weg zoeken en een analyse maken van de effecten van het verleden. Zullen ze ook genieten van het landschap? Zullen ze eerdere ingrepen in het landschap waarderen of juist veroordelen? Bouwen ze voort op de wijze lessen uit het verleden of volgen ze hun eigen spoor? Ik zal het waarschijnlijk nooit weten. Het enige wat ik kan doen is zo min mogelijk sporen achterlaten in mijn wandelingen en alle oude sporen in het huidige landschap als historische lessen koesteren.